Image module

De Banda-eilanden in vogelvlucht

Ron Habiboe en Wim Manuhutu

Wanneer we het over Banda hebben, spreken we in feit over de Banda archipel, een verzameling van eilanden – Neira, Lontor, Rosengain, Pisang, Gunung Api, Keraka, Ay, Nailakka, Run en Manukang. Rosengain heet tegenwoordig pulau Hatta terwijl Pisang naar Syahrir is vernoemd, respectievelijk de eerste vice-president en premier in het onafhankelijke Indonesië. Beiden zaten in de jaren dertig van de twintigste eeuw jarenlang als banneling op Neira vast.

Image module

Kaart van de Banda-eilanden

De Banda-eilanden liggen in de Banda-zee die met een maximale diepte van 7440 meter behoort tot de diepste zeeën ter wereld. De Banda-zee staat in directe verbinding met de Stille Oceaan.  Net zoals in andere delen van de Molukken loopt de regentijd op de Banda-eilanden van juni tot en met oktober. Gedurende deze periode wordt het weer gekenmerkt door een harde wind die de wateren rondom de eilanden moeilijk begaanbaar maakt. Alleen grote schepen zijn dan in de gelegenheid om de vaart vanaf het noordelijker gelegen Ambon naar de Banda-eilanden af te leggen, een reis die elf uur duurt. In de droge tijd varen ook kleinere, snellere, schepen die er ruim zes uur over doen.

de vuurberg

De gemiddelde temperatuur op de Banda-eilanden is 28 graden. In de maanden november tot en met maart kan de temperatuur nog enkele graden stijgen.

De eilanden zijn grotendeels gevormd door vulkanisme. Dat is niet verwonderlijk omdat ze liggen in de zo geheten Banda-Boog waar verschillende aardplaten met elkaar in contact komen. Aard- en zeebevingen zijn een terugkerend verschijnsel op de Banda-eilanden.

Op een van de eilanden, Gunung Api (letterlijk: vuurberg) is nog een actieve vulkaan die ruim zeshonderd meter boven de zeespiegel uit rijst. Zoals in verschillende historische bronnen is vastgelegd is de Gunung Api in de afgelopen eeuwen ruim twintig keer tot uitbarsting is gekomen met grote gevolgen voor de natuur en de bevolking. De laatste grote uitbarsting was in 1988. Voor de bewoners van de eilanden is het niet de vraag of, maar de vraag wanneer de volgende vulkaanuitbarsting zal plaatsvinden.

Als gevolg van de ontstaansgeschiedenis en de ligging van de eilanden biedt het zuiden van het eiland Neira meer beschutting tegen de wind vanaf de zee waardoor het in de loop van de geschiedenis tot een natuurlijke havenplaats kon uitgroeien.

De vulkanische bodem en de ligging van de Banda-eilanden hebben er samen voor gezorgd dat ze een ideale locatie zijn voor de groei van de nootmuskaatboom (Myristica fragrans) die de nootmuskaat en de foelie. Zoals ook in andere bijdragen (zoals die van Roy Ellen) naar voren komt, hebben de bewoners van de Banda-eilanden zich al ver voor de komst van Europeanen in toenemende mate gespecialiseerd in de teelt van nootmuskaat en foelie en namen ze actief deel aan netwerken voor regionale en lange afstandshandel waarbij de regio – Seram, Ambon, Kei en Aru – de Banda-eilanden van sago, fruit en vaartuigen voorzag.

 

Image module

Kaart van de Gunung Api door Johannes Vingboons (coll. Nationale Bibliotheek Oostenrijk)

eerste bewoning

Voor sporen van de eerste menselijke bewoning van de Banda-eilanden zijn we afhankelijk van de archeologie. Gelukkig is er in de afgelopen decennia regelmatig onderzoek gedaan op de Banda-eilanden waaruit blijkt dat al ruim zeven duizend jaar geleden sprake was van menselijke aanwezigheid op de Banda-eilanden.

De vondsten van Chinees keramiek dat uit de vijfde eeuw dateert, is een direct bewijs van het bestaan van oude handelscontacten met de buitenwereld. En net zoals op andere eilanden in de Molukken lijkt er sprake te zijn van een onderscheid tussen gemeenschappen die meer contact hadden met diezelfde buitenwereld en gemeenschappen die in een meer geïsoleerde positie verkeerden en niet in de buurt van gemakkelijk toegankelijke landingsplaatsen lagen. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat vanaf de dertiende eeuw de invloed van de Islam terug te vinden is in de vorm van voedselconsumptie en begrafenisrituelen terwijl de consumptie van varkensvlees en de crematie van overledenen bij de laatste categorie nog blijft voortduren tot in de zestiende eeuw.

Maar hoe zagen de Bandanezen zichzelf en de wereld daarom heen eigenlijk zelf? In de geschreven Europese bronnen zijn voor zover bekend, maar sporadisch de stemmen van Bandanezen te horen. En manuscripten van hun hand zijn er ook niet, of in ieder geval niet publiek toegankelijk. Daar staat tegenover dat er ook andere bronnen zijn die geraadpleegd kunnen worden

orale traditie en het verhaal van Boi Ratan

De Molukken kennen vanouds her een orale traditie: verhalen werden mondeling overgedragen. Sommige van deze verhalen werden beschouwd als verhalen zonder meer en andere verhalen waren geschiedverhalen. Deze oude verhalen zijn al erg lang bekend onder de oorspronkelijke bevolking. De geschiedverhalen worden beschouwd als oorspronkelijke verhalen en dragers van waarheid.

Een van deze verhalen vertelt over een Bandanese prinses Boi Ratan en haar verbindende rol voor een groot deel van de Molukken. Dit verhaal kent verschillende lokale variaties. Hier volgt eerst een algemene versie.

Vroeger vormden de eilanden Seram, Ambon, Saparua, Haruku, Nusalaut en Banda in de Midden-Molukken tezamen een groot eiland. Een van de vorsten daar was de vorst van Lautaka. Deze had zeven zonen en een dochter. Een van zijn slaven was de zoon van de grote vorst van Sahulau, een andere vorst op het grote eiland. Deze slaaf werd verliefd op Boi Ratan, de dochter van de vorst van Lautaka. Zijn liefde werd beantwoord en zij kregen samen een zoon. Echter voor de geboorte van hun kind vluchtte de slaaf, de zoon van de vorst van Sahulau.

Toen het kind van Boi Ratan was geboren en Boi Ratan niet vertelde wie de vader was, beschuldigden haar zeven broers elkaar van het vaderschap. Een godsoordeel moest nu uitkomst bieden. Er werd een cirkel in het zand getrokken en het kind werd middenin geplaatst. De broers hurkten rond de cirkel. Naar wie het kind zou toe kruipen, dat zou de vader zijn. Het kind kroop echter de cirkel uit zonder naar een van de broers te gaan. Het kind was dus niet van een van de broers. Wie de werkelijke vader was, bleef onbekend. Het leek in ieder geval geen man van koninklijke afkomst te zijn. Uit schaamte werd Boi Ratan uit huis weggestuurd. Zij vertrok uit haar land om haar minnaar, de vader van haar kind te zoeken.

De vader van het kind van Boi Ratan was destijds teruggekeerd naar Sahulau en hij had inmiddels zijn vader als radja Sahulau opgevolgd. Toen Boi Ratan Sahulau bereikte, werd zij echter door haar vroegere minnaar, de radja van Sahulau afgewezen. Boi Ratan was dan wel een prinses, de dochter van een onafhankelijk vorst, maar haar vader was geen gelijke van de vorsten van Ternate, Djailolo, Batjan en Sahulau, zo oordeelde haar vroegere minnaar. Met groot verdriet vertrok Boi Ratan met haar kind weg uit Sahulau. Zij huilde, niet omdat zij uit haar eigen vaders huis was weggestuurd of omdat zij nu geen vorstin van Sahulau werd, maar zij had verdriet omdat zij haar liefde had gegeven aan iemand die dat onwaardig was.

Image module

Kaart van de Molukken

Het ontstaan van de eilanden Seram, Ambon, Haruku, Saparua, Nusalaut en Banda

Tot hier in het verhaal van Boi Ratan komen de verschillende versies over het algemeen overeen. Wat hierna met Boi Ratan gebeurde, kan in verschillende gevallen inhoudelijk en in detail verschillen. Zo verhaalt de versie van het dorp Amahai op Seram onder meer dat de vader van de dochter van Boi Ratan en zoon van de vorst van Sahulau, de naam Hasimilalu draagt. Deze Hasimilalu zou tijdens zijn verblijf bij de vorst van Lautaka een magisch mes in bezit hebben gehad, dat hij ooit van zijn moeder had gekregen. Het mes droeg de naam Sima-Sima en kon waterbronnen, rivieren, zeeën en eilanden kon doen ontstaan. Toen Hasimilalu uit Lautaka vuchtte, had hij het mes SIma-sima per ongeluk achtergelaten. Boi Ratan had op haar reis naar Sahulau dit mes meegenomen.

Nadat Boi Ratan met haar dochter Boi Heka uit Sahulau waren weggestuurd, maakte ze een lange en vermoeiende reis. Uiteindelijk was zij zo vermoeid, dat zij op de grond ging zitten, een klaagzang aanhief en het mes Sima-sima in de grond stak. Hierdoor brak een stuk land af, dreef weg en vormde het eiland Ambon. Hierna sneed zij beeldjes van zichzelf en van Boi Heka en stak Sima-sima opnieuw in de grond. De grond van Seram die losliet, dreef weg met de beeldjes. Zo ontstonden de eilanden Haruku, Saparua en Nusalaut. Vervolgens legde ze Boi Heka op de grond en met haar tranen en haar klaagzang liet zij ten slotte de Banda-zee en de Banda-eilanden ontstaan. Wat ten slotte het lot van Boi Ratan en haar kind is onduidelijk. In verschillende versies verdwijnen beiden van de wereld, gaan zij op in het niets. Deze versie van het verhaal van Boi Ratan is van belang voor de Midden-Molukken omdat zij de eilanden Banda, Ambon en de Ambonse-eilanden (Lease) verbindt met het grote Moedereiland Seram.

Bandanezen zwermen uit

De vele verschillende lokale versies van het verhaal over het lot van Boi Ratan en haar kind nadat zij uit Sahulau waren weggestuurd, leggen vaak een verbinding tussen verschillende familie-clans in de Molukken met een Bandanese afkomst. Als voorbeeld dient hier de versie uit het dorp Amahusu op het eiland Ambon. Een groot deel van het verhaal over Boi Ratan komt overeen met de algemene versie hierboven aangehaald. Echter, de versie van Amahusu begint met dat er ooit eens een koning in Banda was genaamd Lawataka. Samen met zijn vrouw Mulika Nyaira Banda Toka had hij totaal niet acht, maar zeven kinderen, onder wie een dochter die Boi Ratan heette. Na het verhaal over de zwangerschap van een zoon, in plaats van een dochter, het godsoordeel, de reis naar Sahulau, de afwijzing en verdrijving van Sahulau vertelt de versie van Amahusu, dat Boi Ratan wegtrok van Seram met een zeilbootje. Na enige omzwervingen landde Boi Ratan aan de zuidkust van het eiland Ambon waar zij aan land ging. Zij vestigde zich daar op een plek, dat later het dorp Amahusu is geworden. Tijdens een van de oorlogen waren de mensen moe en dorstig. Hierop stak de zoon van Boi Ratan zijn speer in een rots en vervolgens kwam er water uit de spleten van die rots. Na afloop werd de zoon van Boi Ratan, die Boikiki heette door de mensen erkend als koning van het dorp Amahusu. Hij kreeg de familienaam Silooi vernoemd naar het draagmandje dat zijn moeder droeg toen zij zwanger raakte. De familie Silooi stamt volgens deze versie dus rechtstreeks af van Boi Ratan, de prinses uit Banda.

Op verschillende plaatsen In de Molukken, buiten de Banda-eilanden, komen talloze families voor die verwijzen naar een Bandanese afkomst. Deze geschiedenissen zijn vaak vastgelegd in zogeheten kapata, mondeling overgeleverde geschiedenissen, veelal in de vorm van een (gezongen) gedicht. Ook de oude naam van Banda, Wakan of Wakang, die terugkomt in clannamen, namen van de stamvaders of namen van oude nederzettingen wijzen naar een afkomst van Banda. Het is in veel gevallen echter onduidelijk wanneer deze Bandanese families of groepen zich in de betreffende dorpen hebben gevestigd. Was het voorafgaande aan de ontvolking van de Banda-eilanden 1609-1621 of juist tijdens de gewelddadige jaren?

Image module

Gezicht van Banda in: van den Bosch, Atlas der Overzeesche Bezittingen (coll. Atlas van Stolk Rotterdam)

Neira

Op het eiland Neira schijnen voor de komst van de Nederlanders naar Banda meerdere steden geweest te zijn. Zo was daar de volkrijke hoofdplaats Labetaka aan de noordkust die tevens de drie dorpen Lactor (Lacija), Gioe (Gioul) en Lucra onder zijn bestuur had. Aan de zuidkust lag Neira, dat eveneens drie steden onder zich had, namelijk Oerien (Ower), Sjak (Kijac) en Ratoe (Rato).

Door een groot deel van de Molukken liep een culturele en politieke tweedeling in de factie van de vijfbond (ulilima) en die van de negenbond (ulisiwa). Een dorp of leefgemeenschap behoorde tot de ene of de andere factie. Niet zelden stonden deze facties vijandig tegenover elkaar. Tot ongeveer het jaar 1598 behoorden al steden op het eiland Neira tot de factie van de zogeheten vijfbond (ulilima). Rond dat jaar stapte Labetaka en de drie onderhorige dorpen over naar de negenbond (ulisiwa). Neira en zijn dorpen, was tot die tijd machtiger en rijker dan Labetaka, maar stond vanaf die tijd regelmatig in oorlog met die van Labetaka. Tijdens de gewelddadigheden aan het begin van de zeventiende eeuw met de VOC zijn al deze steden verwoest en was er later nagenoeg geen fysieke herinnering meer aan de genoemde dorpen dan slechts de naam Labetaka voortleefde in de naam van een van de latere plantages, de zogeheten perken. Ook waren er in de buurt van het vroegere Ratoe nog veel islamitische graven en grafstenen als enige herinnering aan de vroegere aanwezigheid van Bandanese moslims. Het blijkt dat er later nog enkele Bandanese vrouwen waren overgebleven, die inmiddels christen waren geworden en hun kinderen nog dagelijks bijbrachten dat het bij die graven spookte.

Image module

foto door Lookman Alibaba Ang

Lonthoir, Bandan

Tegenover het eiland Neira lag het grotere, langwerpige eiland Bandan, dat later door de Nederlanders ook wel Lonthoir genoemd zou worden, naar de stad die daar al vanouds her aan de noordwest kust lag. Deze stad had de dorpen Mandiange (Mandiangijn) en Luksoy (Lacaij) onder zich. Daarnaast lag er het dorp Gammer (Sammer), dat in vier kampongs was verdeeld en dat het dorp Woena (Wontera) onder zich had staan. Aan de noordkust lag ook het dorp Ortattan, ook wel Orontatte (Orantatten) genoemd. Deze naam was afgeleid van het Maleise orang datang (het volk komt) omdat men vanaf dit dorp of van een wat hoger gelegen plek de vreemde vaartuigen wat verder in zee kon zien aankomen. In de jaren 1550-1560 was dit een van de grootste en voornaamste handelsplaatsen te zijn. Deze zes genoemde steden behoorden allemaal tot de factie van de vijfbond (ulilima).
Eveneens op Bandan lagen aan de noordoostzijde de dorpen Kombir (Comber) en Reai Rane, of ook wel Ranan (Rauijen) genoemd. Hiernaast lag op een heuvel vanouds her het dorp Selamon (Salamme). Dit dorp had in 1590 nog het dorp Ranan onder zich, hoewel het eigenlijk behoorde tot Kombir. Aan de oostzijde van het eiland lagen nog de dorpen Oudendender (Ouwendender) en Wayer (Waijer). Dit laatste dorp had nog twee dorpen onder zich: Bogton (Botton) en Oeman (Reben?). Deze vier plaatsen met nog drie onbekende dorpen waren allemaal de factie de negenbond aangedaan (ulisiwa). Op het gehele eiland Bandan lagen dus ten minste zestien plaatsen. Het dorp Ortattan was in tijden van oorlog altijd neutraal. Daar kwamen de ulilima en de ulisiwa facties bij elkaar onder een grote heilige boom om te vergaderen. Rondom deze boom was een laag stenen muurtje gebouwd en de ruimte daarbinnen was gevuld met aarde. Hierboven zaten de zogeheten orangkaja’s, de hoofden van de steden en dorpen. Vroeger vergaderde men hier tweemaal per week: dinsdag en zaterdag. Op deze dagen hadden alleen de vrouwen het voorrecht om hier te vergaderen.

Image module

Foto Lookman Alibaba Ang

Gunung Api, Pulau Ay, Rhun en Rosengain

Ten westen van het eiland Neira ligt het eiland Gunung Api, de Vuurberg. Het verhaal aan het begin van de zeventiende eeuw ging, dat hier in oude tijden veel dorpen lagen aan het strand, maar dat door verscheidene vulkaanuitbarstingen alles verwoest is; zelfs de namen van de dorpen waren vergeten. Het vierde eiland is Pulau Ay (eiland Ay). Hier lagen vanouds twee steden, te weten Timor en Vrat (Ourat). Deze laatste stad was in tweeën gedeeld: het Hoge Vrat en het Lage Vrat. Zij behoorden alle tot de ulilima’s.

Op het eiland Rhun lagen in oude tijden de steden Varaat en Toeldam (Toubedin). De bewoners behoorden tot de ulilima’s en beschouwden zich, samen met de bewoners van Ay, als meesters over de vier steden op Neira. Dit omdat hun voorouders zich eerst op de eilanden Ay en Rhun hadden gevestigd en nadat zij hier allerlei vruchtbomen hadden geplant op een gegeven moment naar Neira zijn gereisd, waar zij enkele van hun mensen hebben achtergelaten om de zaken voor hen waar te nemen. Zo waren de bewoners op Neira rond 1600 nog ankergeld en andere belastingen verschuldigd aan de bewoners van Ay en Rhun.

Ten slotte het kleinere eiland Rosengain of ook wel Rosingein genoemd. Hier lagen drie dorpen: Woetra (Wutera), Tanamassa (Taramasta) en Vali (Ratta?) die onder een radja van Rosengain vielen. Zo trok deze radja in 1590, samen met de leiders Kapitan Falat, kapitan Atijauh, orangkaya Watimena en hun volk uit de andere dorpen van Banda naar Ambon om daar de moslims op het schiereiland Hitu te helpen in hun strijd tegen de Portugezen, christenen en ongelovigen. Nadat zij verschillende overwinningen hadden behaald keerden hun vloot weer terug naar Banda.

omvang Bandanese bevolking

Rond het jaar 1600 waren er totaal ongeveer 31 dorpen op de Banda eilanden. Hoe groot de omvang was van de Bandanese bevolking is niet bekend, maar de totale bevolking van de zes van oudsher bewoonde Banda eilanden is geschat op 15.000 zielen, waartoe ongeveer vier a vijfduizend weerbare, bewapende mannen werden gerekend.

Image module

foto’s door C. Dietrich, ca. 1880, uit een fotoboek uit de collectie van het Rijksmuseum

Literatuur

Ellen, Roy, Beyond the Banda Zone (Honolulu 2003)

Fraassen, Chr. Van, de Negenbond en de Vijfbond, appendix XII, in: Ternate, de Molukken en de Indonesische Archipel (proefschrift Leiden 1987), blz. 460-462.

Heringa, G., Amboina Ambon (ICCAN z.j.).

Jansen, H.J., “Ethnographische bijzonderheden van enkele Ambonsche negorijen”, Bijdragen tot de taal-. Land- en volkenkunde (BKI), vol.98 (1939), blz. 325-368.

Lape, Peter, Historic Maps and Archaeology as a Means of Understanding Late Precolonial Settlement in the Banda Islands, Indonesia, in: Asian Perspectives , Spring 2002, Vol. 41, No. 1 (Spring 2002), pp. 43-70

Leupe, P.A., “Beschrijvinge van de eijlanden Banda”, BKI, vol.3 (1855), blz.73-105

Lilipaly-de Voogt, Ada, De boom vol schatten (Utrecht/Zuidwolde 1993).

Manusama, Zacharias Jozef, ‘Hikayat Tanah Hitu’ (Proefschrift Rijksuniversiteit Leiden 1977).

Straver, Hans, De zee van verhalen (Utrecht 1993).

Valentyn, François, Oud en Nieuw Oost-Indiën, IIIb (fotomechanische herdruk Franeker 2003).